In stadsparken, boerensloten en ook in de meren en plassen in de duinen zijn ze te zien.
De grootste, mooiste, witte vogels van ons land. Met een spanwijdte van 2.30 meter een gewicht van 15 kilo een lange nek is de knobbelzwaan makkelijk te herkennen.
Bovenop de rode snavel zit die voorhoofdsknobbel, vandaar de naam.
Wilde zwanen hebben die niet. Met die lange nek staan ze vaak op hun kop in het water om waterplanten los te trekken en op te eten.
Ze maken gorgelende, blazende en sissende geluiden, vooral als ze kwaad zijn.
Bij het opstijgen vanaf het water lopen ze hart met de korte poten met zwemvliezen over het water. Dit vraagt veel energie, als ze genoeg snelheid hebben stijgen ze op.
Ze vouwen de poten onder het lijf als een landingsgestel en vliegen met grote vleugelslagen weg.
Bij het vliegen maken de vleugels een zingend geluid. Dat komt door de wind die langs de vleugels strijkt.
Ze zijn zo zwaar dat ze niet langzaam kunnen vliegen, ze zouden uit de lucht vallen.
Ze landen op het water, dan strekt de zwaan z`n poten naar voren in het water om af te remmen.
Bij het zwemmen legt de zwaan af en toe de poten op de rug en op het land lopen ze met een waggelende gang.
Ze nestelen vlak langs de oevers, een groot nest bekleed met dons. Hierin leggen ze van 5 tot wel 8 eieren. In de broedtijd zijn ze behoorlijk agressief.
Ze verdedigen hun territorium fel tegen andere vogels en indringers. Maken sissend geluid en zeten de veren imposant op.
De jongen blijven lang bij de ouders en varen soms mee op de rug van de ouders. Ouders die hun hele leven bij elkaar blijven. De pullen zijn vaalgrijs en donzig. En na een paar jaar groeien ze uit tot mooie witte knobbelzwanen.